De aanvoer van steenkool, het schipperdok diverse goederen en het Steendok was een
losplaats voor steen- en bouwmaterialen. In het Zuiderpershuis stond een hydraulische centrale die de haveninstallaties van de dokken “draaiende” hield. De volgende twintig jaar werden er weinig nieuwe werken uitgevoerd alleen de verlenging van de Schelde- kaaien (met 2 km) en de bouw van het wandelterras Zuid.
1900 - 1940
losplaats voor steen- en bouwmaterialen. In het Zuiderpershuis stond een hydraulische centrale die de haveninstallaties van de dokken “draaiende” hield. De volgende twintig jaar werden er weinig nieuwe werken uitgevoerd alleen de verlenging van de Schelde- kaaien (met 2 km) en de bouw van het wandelterras Zuid.
1900 - 1940
-
Van 1903 tot 1914 verdubbelde de capaciteit van de haven, 1912 = 13 miljoen ton
-
1914-1918: Tijdens de eerste wereldoorlog ligt de haven zo goed als stil
-
Na de eerste wereldbrand likt de haven haar wonden en wint de vooroorlogse klant
voor zich terug. Als doorvoerhaven met een soepel tolregime (quick dispatch) en de vele technische know-
how is de Scheldestad
het magazijn van Eu-
ropa geworden
-
In 1926 liepen er meer
dan 11500 schepen binnen, dat is een ca- paciteit van 22 mil- joen ton
-
De eeuwigdurende
concurrentie tussen
wereldhavens eist een
uitbreiding van de ha-
ven
-
1926-29: onder het burgemeesterschap van Frans Van Cauwelaert komen de ver-
bindingsgeul, het Leopoldsdok en het Hansadok tot stand. In 1928 werd het Kruis-
schansdok in gebruik genomen.
-
Jaren 30: De economische crisis raast door de wereld, hoewel de economische acti-
viteiten dalen bouwt Antwerpen verder aan de toekomst. Ondanks de economische
crisis slaagde de haven erin haar leidinggevende positie in de verwerking van stuk-
goederen te behouden.
-
1932: bouw vierde havendok
-
1935: verbinding Albertkanaal met Antwerpse haven en Straatsburgdok
-
1937: bouw van de aanwervingslokalen voor dokwerkers (’t kot)
- 1940: opening “kot” voor natiegasten, dokwerkers, chauffeurs, enz. in de Cadix-straat. Start WO II .
DOKWERKERS EN ZAKKENMAAKTSTERS
Het Sint-Andrieskwartier is de wijk waar de haven
centraal stond, de bewoners werkten als schipper, buildrager, stouwer, zakkennaaister enz. Vele
dokwerkers uit het Waasland vestigden zich in de
wijk.
Er werd veel armoede geleden in de vierde wijk: de vuile steegjes, de krottige woningen, koud, vochtig met slechts een benedenverdieping en een slaapzolder... Men at haring met ajuinsaus, stoemp en pap.
De Sint-Andriezenaars probeerden desondanks de vele ontberingen, van het leven te genieten: stoeten, halfvastenploegen, wijkkermissen, feesten en dikwijls te veel jeneverkes op “de poef”. Havenarbeiders die op een schip wachtten zochten plezier en vertier in de vele buurtcafeetjes in de Kloosterstraat.
Op de tweede zondag van de vastentijd was het traditioneel feest in het Sint-Andrieskwartier, die dag werd halfvasten gevierd. Een jaar lang hadden de vrouwen in hun verenigingen gespaard om zich te verkleden en uit te gaan (meestal in ploegverband).
Naties zijn een Antwerps fenomeen, in de werk-
groepen namen de natiegasten de goederen in
ontvangst en zij verzorgden het transport van
de kade naar de pakhuizen. De havenarbeid werd
streng gereglementeerd, na de komst van de
stoomschepen namen de naties ook dagloners in
dienst.
De stouwers deden het los- en laadwerk van de koopwaar. Verder waren er ook andere werklieden zoals: koolmannen, houtmannen, erts- mannen, stukgoedmannen, wegers, meters en niet te vergeten... buildragers.
Buildragers laadden en losten de goederen met een buidel(zak), je kon hen herkennen aan de kap die ze op hun hoofd droegen en de pikhaak waarmee ze de zakken vastgrepen. Het werk van sjouwers en buildragers was zeer zwaar, ze droegen zakken van ruim 150
Er werd veel armoede geleden in de vierde wijk: de vuile steegjes, de krottige woningen, koud, vochtig met slechts een benedenverdieping en een slaapzolder... Men at haring met ajuinsaus, stoemp en pap.
De Sint-Andriezenaars probeerden desondanks de vele ontberingen, van het leven te genieten: stoeten, halfvastenploegen, wijkkermissen, feesten en dikwijls te veel jeneverkes op “de poef”. Havenarbeiders die op een schip wachtten zochten plezier en vertier in de vele buurtcafeetjes in de Kloosterstraat.
Op de tweede zondag van de vastentijd was het traditioneel feest in het Sint-Andrieskwartier, die dag werd halfvasten gevierd. Een jaar lang hadden de vrouwen in hun verenigingen gespaard om zich te verkleden en uit te gaan (meestal in ploegverband).
De stouwers deden het los- en laadwerk van de koopwaar. Verder waren er ook andere werklieden zoals: koolmannen, houtmannen, erts- mannen, stukgoedmannen, wegers, meters en niet te vergeten... buildragers.
Buildragers laadden en losten de goederen met een buidel(zak), je kon hen herkennen aan de kap die ze op hun hoofd droegen en de pikhaak waarmee ze de zakken vastgrepen. Het werk van sjouwers en buildragers was zeer zwaar, ze droegen zakken van ruim 150
kilogram vanuit het ruim naar omhoog.
Wanneer er gedurende twee opeenvolgende dagen geen werk was, ontving de dokwerker een uitkering. Wachttijden tussen shiften werden dikwijls op café doorgebracht. De arbeiders moesten wachten terwijl hun bazen op café afspraken. Vele arbeiders hadden schulden op café en wanneer die schulden zich opstapelden gaf de waardin de namen door aan de bazen (die bepaalden wie er werk had). Vele dokwerkers probeerden in de gratie te vallen bij de foremannen door hun loon te spenderen aan traktaties op café. Sommige bazen baatten een café uit. Gelukkig verdwenen deze grove misbruiken door het ontstaan van de vakbonden. De oprichting van de gaarkeukens en het ontstaan van officiële aanwervingslokalen verbeterden het lot van de havenarbeiders.
Dokwerkers, zakkenmaaksters, vellen- kuisers, enz. konden aan zeer democratische prijzen een warme maaltijd nuttigen (soep, spek met eieren) in deze lokalen, ze konden er ook een douche nemen en hun kleren laten drogen.
Wanneer er gedurende twee opeenvolgende dagen geen werk was, ontving de dokwerker een uitkering. Wachttijden tussen shiften werden dikwijls op café doorgebracht. De arbeiders moesten wachten terwijl hun bazen op café afspraken. Vele arbeiders hadden schulden op café en wanneer die schulden zich opstapelden gaf de waardin de namen door aan de bazen (die bepaalden wie er werk had). Vele dokwerkers probeerden in de gratie te vallen bij de foremannen door hun loon te spenderen aan traktaties op café. Sommige bazen baatten een café uit. Gelukkig verdwenen deze grove misbruiken door het ontstaan van de vakbonden. De oprichting van de gaarkeukens en het ontstaan van officiële aanwervingslokalen verbeterden het lot van de havenarbeiders.
Dokwerkers, zakkenmaaksters, vellen- kuisers, enz. konden aan zeer democratische prijzen een warme maaltijd nuttigen (soep, spek met eieren) in deze lokalen, ze konden er ook een douche nemen en hun kleren laten drogen.
Er was veel armoede in de dokwerkersgezinnen, de
vrouwen deden hun duit in het zakje door te werken
als jeneverleurster, vellenkuiser, visverkoopsters, kof-
fieboonraapster of zakkenmaakster. De zakkenmaak-
sters stonden in voor het herstellen en het sluiten van
de buidelzakken. De vrouwen droegen rond hun middel
draden om de zakken te herstellen, ze droegen ook
een mes bij zich om de draden te snijden en om on-
gure types op afstand te houden. Zij werkten meestal
aan zeer lage lonen wat hun door de dokwerkers niet
in dank werd afgenomen. De zakkenmaaksters werk-
ten zeer hard en verdienden eerlijk hun brood, toch
stonden zij helemaal onderaan de maatschappelijke
ladder. Voor 1940 was vrouwenarbeid in erbarmelijke
omstandigheden zeer gewoon, het lot van de zakken-
maaksters verbeterde na de “zakkenmaakster-staking”
in 1940.
16e EEUW
Antwerpen was de voornaamste haven van de lage landen. De groei bracht een tekort aan ankerplaatsen met zich mee. (slechts 12 zeeschepen konden tegelijkertijd aanleggen.) Stadsontwikkelaar Gilbert Van Schoonbeke liet omstreeks 1550 drie nieuwe binnenhavens bouwen met een grotere kadelengte. Vermoedelijk waren dat de vlieten: de Brouwers- vliet, de Sint-Jansvliet, de Sint-Pietersvliet.
Antwerpen was de voornaamste haven van de lage landen. De groei bracht een tekort aan ankerplaatsen met zich mee. (slechts 12 zeeschepen konden tegelijkertijd aanleggen.) Stadsontwikkelaar Gilbert Van Schoonbeke liet omstreeks 1550 drie nieuwe binnenhavens bouwen met een grotere kadelengte. Vermoedelijk waren dat de vlieten: de Brouwers- vliet, de Sint-Jansvliet, de Sint-Pietersvliet.
- 1585 : Antwerpen viel in Spaanse handen en Nederland blokkeerde de Schelde waardoor Antwerpen wegkwijnde. Na de vrede in 1648 werd de Schelde gesloten door Nederlandse kooplieden. Men was (terecht) bang voor een al te sterke concurrentie!
- 1795 : Onder het Franse bewind werd de Schelde opengesteld. Ten gevolge van de coalitieoorlogen verloopt het herleven van Antwerpen traag. Het jaar 1803 werd het keerpunt in de geschiedenis van de Antwerpse haven.
- Napoleon Bonaparte besloot het 16e-eeuwse maritieme ‘Nieuwstadt’ (Gilbert Van Schoonbeke) uit te bouwen en er een marinebasis te bouwen. Er werden twee nieuwe dokken gebouwd, het kleine dok - Le Petit Bassin - het huidig Bonapartedok in 1811 en het grote dok - Le Grand Bassin - het huidig Willemdok in 1813 en de Bonapartesluis.
- 1839 : Erkenning van de onafhankelijkheid van België door Nederland. De stroom is voor een deel Belgisch vanaf 23 juni. In 1839 eist Holland per inkomende scheepston een tol. (gevolg weinig doorgang voor zeeschepen). Oprichting van de eerste de IJzeren Rijn om de Nederlandse binnenwateren te vermijden.
- 1863 : Op 16 juli 1863 is Nederland bereid om van het Scheldetolrecht af te zien. De Schelde is vrij, schepen konden weer vrij op en af de stroom varen. Dit was de aanzet om nog een paar dokken bij te bouwen: Mexicodok, Asiadok, Kempisch dok en het Kattendijk- dok Er werden ook zes nieuwe droogdokken voorzien. De haven breidde alsmaar uit! Bij de uitbreidingen van de haven werden ook de eerste gaarkeukens opgericht en verpleeghuizen voor gekwetste dokwerkers. Ook de stoomkranen werden in gebruik genomen. De vlieten werden gedempt en er werd gestart met de bouw van nog drie nieuwe dokken: het Steendok, het Schippersdok en het Kooldok, daarna het Afrikadok (thans Levebredok 1886) en het uitsluitend voor petroleum bestemde Amerikadok. De dokken namen de functie van de vlieten als binnenhaven over.